Elk land heeft zijn heilige economische koeien. Nederland koestert de hypotheekrenteaftrek, België de loonindexering en Frankrijk het eeuwige geloof in de publieke sector. En Europa heeft de regels van het Stabiliteitspact en de inflatiedoelstelling van 2 procent van de Europese Centrale Bank. Vooral die laatste heilige koe aanraken is een doodzonde. Terecht?
Olivier Blanchard, de hoofdeconoom van het IMF, heeft het aangedurfd de heiligste Europese koe aan te raken en de inflatiedoelstelling van 2 procent ter discussie te stellen. Waarom niet 4 procent? Natuurlijk roept zo'n voorstel felle reacties op. Vooral in Duitsland, waar prijsstabiliteit de heilige koe is. Bijna elke Duitser krijgt het anti-inflatiegen met de paplepel binnen. De befaamde Bundesbank is een van de weinige dingen waarop Duitsers trots zijn. Ook al heeft het Stabiliteitspact de Europese buurlanden niet tot verantwoord beleid kunnen verplichten, toch blijft de erfopvolger van de Bundesbank, de ECB, de rots in de branding. Kritiek op de ECB komt dicht in de buurt van blasfemie.
Zelfs Otmar Issing, de purist onder de inflatiestrijders, heeft ooit toegegeven dat de 2 procent van de ECB redelijk arbitrair is. Niemand kan empirisch bewijzen waarom 2 procent beter is dan 1 procent of 3 procent, maar een te starre doelstelling beperkt de flexibiliteit. Even ter herinnering: de goede oude Bundesbank had geen inflatiedoelstelling en was in de praktijk veel flexibeler dan vaak gedacht. In de veertig jaar voor het begin van de monetaire unie lag de maandelijkse inflatie 70 procent van de tijd boven 2 procent, sinds 1999 slechts 20 procent.
De voorbije jaren hebben getoond dat een al te starre inflatiedoelstelling niet altijd het beste is voor een economie. In jaren van negatieve prijseffecten door de mondialisering was 2 procent wellicht te hoog, in jaren van snel stijgende grondstofprijzen waarschijnlijk te laag.
Met de ambitieuze doelstelling van 2 procent brengt de ECB de economie van de eurozone aan de rand van deflatie. In de komende jaren moeten veel Europese landen in concurrentiekracht veel verloren terrein op Duitsland herwinnen. Als in Duitsland de loonstijgingen ook in de komende jaren zeer gematigd blijven, betekent dat voor landen als Ierland, Griekenland en Spanje (en eventueel ook België) dat zij in feite de nominale lonen moeten laten dalen. Dat betekent deflatie aan de Middellandse Zee.
Een hogere inflatiedoelstelling is geen panacee en heeft ook nadelen. Een pragmatischer aanpak met meer aandacht voor de kerninflatie en de inflatiebehoefte van een economie zijn echter het overwegen waard. De belangrijkste les van de crisis is dat trots en dogma's slechte raadgevers zijn. Zelfs economische heilige koeien kunnen vroeg of laat in de gracht belanden.
Deze column verscheen eerder in het Belgische dagblad "De Tijd".
No comments:
Post a Comment