German business confidence increased for the ninth consecutive month in December, reaching a 16-months high. The German Ifo index increased to 94.7 in December, from 93.9 in November. Both the expectations component and the current assessment component improved. The expectations component is now at its highest level since January 2008, while the current assessment is also catching up, reaching a 12-months high. The expectation gap is closing slowly, indicating that fears of a double-dip scenario as in 2002 and 2003 should have been exaggerated.
Obviously, the German industry is bouncing back. Some sectors already have already outweighed half of the crisis-related losses. As usual during the first stage of the recovery, the chemical sector and, due to the car scrap scheme, the automobile industry have been leading recovery. Mechanical engineering and electronics are still lagging behind and have just turned around. Or putting it more positively: have still a lot of upward potential.
Today's good Ifo reading completes a positive end to a horrible year. Confidence indicators have rebound with a nice v-shape since the beginning of the year. Of course, the real economy is still lagging but our favourite three-months average of the Ifo predicts good news for industrial production in the months ahead. Structural elements of the government's stimulus package like infrastructure projects will still have to unfold their full impact next year. Furthermore, exports will continue to be a main growth driver as the global recovery gathers speed and even the German consumer should not be abdicated completely. Of course, this will not be enough to undo the crisis immediately. Low capacity utilisation and increasing unemployment will remain a painful reminder of the severity of the crisis. Nevertheless, all ingredients are there to make 2010 a year to look forward to.
Friday, December 18, 2009
Thursday, December 10, 2009
Liegen loont niet
Het kerstmaal komt vroeg dit jaar. Voor financiële markten en vooral Angelsaksische analisten is het smullen: het einde van de euro nadert. De reden is dat de drie modelleerlingen van twee jaar geleden - Ierland, Spanje en Griekenland - nu de grootste zorgenkindjes van de eurozone zijn. De ineengezakte huizenmarkt, de door veel te hoge loon- en prijsstijgingen catastrofale internationale concurrentiepositie en de excessieve overheidsfinanciën zijn meer dan zorgwekkend.
Vooral de situatie in Griekenland is een ramp. Een begrotingstekort van ruim 12 procent van het bruto binnenlands product, een overheidsschuld die volgend jaar hoger zal zijn dan die van Italië en de duurste vergrijzing. Het land is volledig afhankelijk van scheepvaart, toerisme en een heel klein beetje export van voedsel en textiel. Veel is dat niet. In het laatste Competitiveness Report van het World Economic Forum staat Griekenland op plaats 71, achter landen als Botswana en Kazachstan. Een staatsfaillissement is geen fantasie.
In zo'n worstcasescenario zijn andere Europese landen niet verplicht te helpen. Toch verwacht bijna iedereen dat de probleemkinderen niet alleen in de kou staan. Maar is dat ook echt zo? Met amper 3 procent van het bbp van de muntunie is de Griekse economie eigenlijk verwaarloosbaar voor het monetair beleid van de Europese Centrale Bank. Het besmettingsgevaar voor andere landen is veel kleiner dan eerder dit jaar, met de financiële crisis op een hoogtepunt. Spanje en vooral Ierland hebben zich enorm ingespannen om de overheidsfinanciën weer op een stabieler pad te krijgen.
Hoe hard het ook klinkt, nu is het moment rijp voor Europese beleidsmakers om een voorbeeld te stellen. Te vaak hebben Griekse regeringen de andere landen belazerd. Gesjoemel met begrotingsstatistieken. In 2003 was de Griekse regering de aankoop van 45 straaljagers vergeten en nog iets later bleek dat Athene bij nader inzien de Europese begrotingsregels al sinds 2000 grandioos had geschonden. De recente verdubbeling van het begrotingstekort voor 2009 na herziening was de druppel. De Europese Commissie en de andere landen van de eurozone roepen Griekenland al jaren op om de publieke sector te hervormen, de overheidsfinanciën onder controle te krijgen en de loonstijging te beperken. Het bleef roepen in de woestijn. Nu regelt de markt het zelf. Oplopende rentekosten door hogere spreads dwingen Griekenland tot bezuinigen en hervormen. Met of zonder staatsfaillissement, met of zonder steunpakket van het Internationaal Monetair Fonds of de EU, de komende jaren worden heel zwaar.
Er zijn zeker al Europese ministers die Griekenland stiekem het liefst uit de monetaire unie zouden willen gooien. Dat kan helaas niet. Maar met doortastend en stevig optreden kan in ieder geval een ding duidelijk worden gemaakt: liegen loont niet.
Deze column verscheen eerder in het dagblad "De Tijd"
Vooral de situatie in Griekenland is een ramp. Een begrotingstekort van ruim 12 procent van het bruto binnenlands product, een overheidsschuld die volgend jaar hoger zal zijn dan die van Italië en de duurste vergrijzing. Het land is volledig afhankelijk van scheepvaart, toerisme en een heel klein beetje export van voedsel en textiel. Veel is dat niet. In het laatste Competitiveness Report van het World Economic Forum staat Griekenland op plaats 71, achter landen als Botswana en Kazachstan. Een staatsfaillissement is geen fantasie.
In zo'n worstcasescenario zijn andere Europese landen niet verplicht te helpen. Toch verwacht bijna iedereen dat de probleemkinderen niet alleen in de kou staan. Maar is dat ook echt zo? Met amper 3 procent van het bbp van de muntunie is de Griekse economie eigenlijk verwaarloosbaar voor het monetair beleid van de Europese Centrale Bank. Het besmettingsgevaar voor andere landen is veel kleiner dan eerder dit jaar, met de financiële crisis op een hoogtepunt. Spanje en vooral Ierland hebben zich enorm ingespannen om de overheidsfinanciën weer op een stabieler pad te krijgen.
Hoe hard het ook klinkt, nu is het moment rijp voor Europese beleidsmakers om een voorbeeld te stellen. Te vaak hebben Griekse regeringen de andere landen belazerd. Gesjoemel met begrotingsstatistieken. In 2003 was de Griekse regering de aankoop van 45 straaljagers vergeten en nog iets later bleek dat Athene bij nader inzien de Europese begrotingsregels al sinds 2000 grandioos had geschonden. De recente verdubbeling van het begrotingstekort voor 2009 na herziening was de druppel. De Europese Commissie en de andere landen van de eurozone roepen Griekenland al jaren op om de publieke sector te hervormen, de overheidsfinanciën onder controle te krijgen en de loonstijging te beperken. Het bleef roepen in de woestijn. Nu regelt de markt het zelf. Oplopende rentekosten door hogere spreads dwingen Griekenland tot bezuinigen en hervormen. Met of zonder staatsfaillissement, met of zonder steunpakket van het Internationaal Monetair Fonds of de EU, de komende jaren worden heel zwaar.
Er zijn zeker al Europese ministers die Griekenland stiekem het liefst uit de monetaire unie zouden willen gooien. Dat kan helaas niet. Maar met doortastend en stevig optreden kan in ieder geval een ding duidelijk worden gemaakt: liegen loont niet.
Deze column verscheen eerder in het dagblad "De Tijd"
Tuesday, December 1, 2009
German consumer sends sign of life
Today, the often accursed German consumer sent some signs of life. Strong retail sales and continuing surprises from the labour market opened the fourth quarter on a positive note.
German unemployment decreased by a non-seasonally adjusted 13,200 in November. Officially, 3.215 million Germans are unemployed, the lowest level since December 2008. At the same time, the seasonally-adjusted unemployment rate dropped to 8.1%, from a revised 8.2% in October. It is no secret anymore, earlier reforms and, above all, subsidised short-term work have made the labour market more crisis-resistant than during earlier recessions. The remarkable performance of the labour market can be illustrated by some quick back-of-the-envelope estimates. Applying the pattern of earlier periods, the current output loss would have destroyed around 2.5 million jobs. Quite a different ballpark number than the 1.5 million people who are currently registered under short-term work schemes.
The strong labour market performance is an important driver behind rebounding retail sales in October. Adjusted for inflation and seasonal swings and excluding car sales, German retail sales increased by 0.5% MoM (-1.7% YoY) in October, after a 0.2% MoM decrease in September.
Looking ahead, however, there is no new German job wonder, yet. Unemployment will continue to increase until 2010 but not as much as some pessimists had thought. With the improving economic outlook, gradually filling order books and increasing demand for new labour, it looks as if the threat of exploding unemployment rates has been averted. The German government’s decision to extend short-term work schemes until the end of 2010 should help limiting the inevitable increase in unemployment next year. However, similar to the car scrap scheme, labour market measures have been a cushion during the downturn but they are not likely to actively boost the recovery. The downside of the short-term schemes probably is that even with an ongoing economic recovery employment will hardly grow in the next two years, limiting the upward potential for private consumption. Alleviating the pain is not the same as curing the sickness.
German unemployment decreased by a non-seasonally adjusted 13,200 in November. Officially, 3.215 million Germans are unemployed, the lowest level since December 2008. At the same time, the seasonally-adjusted unemployment rate dropped to 8.1%, from a revised 8.2% in October. It is no secret anymore, earlier reforms and, above all, subsidised short-term work have made the labour market more crisis-resistant than during earlier recessions. The remarkable performance of the labour market can be illustrated by some quick back-of-the-envelope estimates. Applying the pattern of earlier periods, the current output loss would have destroyed around 2.5 million jobs. Quite a different ballpark number than the 1.5 million people who are currently registered under short-term work schemes.
The strong labour market performance is an important driver behind rebounding retail sales in October. Adjusted for inflation and seasonal swings and excluding car sales, German retail sales increased by 0.5% MoM (-1.7% YoY) in October, after a 0.2% MoM decrease in September.
Looking ahead, however, there is no new German job wonder, yet. Unemployment will continue to increase until 2010 but not as much as some pessimists had thought. With the improving economic outlook, gradually filling order books and increasing demand for new labour, it looks as if the threat of exploding unemployment rates has been averted. The German government’s decision to extend short-term work schemes until the end of 2010 should help limiting the inevitable increase in unemployment next year. However, similar to the car scrap scheme, labour market measures have been a cushion during the downturn but they are not likely to actively boost the recovery. The downside of the short-term schemes probably is that even with an ongoing economic recovery employment will hardly grow in the next two years, limiting the upward potential for private consumption. Alleviating the pain is not the same as curing the sickness.
Monday, November 16, 2009
The Good, the Bad and the Ugly
De Europese Commissie ziet zich graag als de hoeder van het Europees verdrag en vooral van het Stabiliteits- en Groeipact. Als een soort van goede sheriff uit de Amerikaanse westerns zorgt de Commissie voor recht en orde en kijkt ze erop toe dat de lidstaten hun begrotingen op orde houden. De 3 procentnorm voor overheidstekorten uit het verdrag van Maastricht is heilig.
We schakelen in op het moment dat de Commissie in het Wilde Westen van het Europese begrotingsbeleid tegenover een gevaarlijke bende staat: the Good, the Bad and the Ugly. 'The Ugly' is Griekenland, dat al jaren met zijn statistieken rommelt en sinds de toetreding tot de monetaire unie slechts één jaar een begrotingstekort van minder dan 3 procent vertoonde. De nieuwe Griekse regering trok onlangs het masker af en liet weten een tekort te hebben van circa 12 procent van het bruto binnenlands product, het dubbele van wat haar voorganger beweerde. 'The Bad' is vooral Frankrijk, dat al onder streng toezicht stond en in oktober nog eens doodleuk een nieuwe ronde van stimuleringsmaatregelen aankondigde. De Franse regering liet ook snel weten zich niet te houden aan de afspraak het tekort tegen 2012 onder 3 procent te brengen. En dan is er nog 'the Good': Duitsland, een van de weinige landen die het budget in goede tijden op orde brachten en die het tekort tijdens de crisis minder sterk zagen oplopen. Maar wat te doen nu ook the Good de belastingen wil verlagen?
Wat doet een goede sheriff in het Wilde Westen voordat het tot de shoot-out komt? Hij pakt de zwakste van de bende en doet wanhopig een laatste oproep tot het verstand. Dat is wat de Commissie woensdag deed. In een ultieme poging het Stabiliteitspact te redden, gooide ze alle principes overboord en rekte ze de regels tot het uiterste. Alleen de zwakste schakel Griekenland wordt aangepakt, de andere niet. Volgend jaar is officieel nog een jaar van stimulerend beleid. Consolidatie hoeft pas in 2011 te beginnen. Landen die hun begrotingstekort al in 2012 weer onder de 3 procentgrens zouden moeten brengen, krijgen één jaar extra. De deadline voor alle landen, behalve België, is nu 2013. Buigt de Commissie voor Frankrijk om het pact te redden?
De Commissie heeft niets geleerd van de zwartste uren van Europese begrotingscoördinatie, tussen 2002 en 2004. Toen zaten Duitsland en Frankrijk samen in het beklaagdenbankje. De Commissie was machteloos en paste de spelregels aan. Daarbij is het net als in de westerns. De sheriff heeft alleen een kans tegen de oppermachtige bende door de boevenleiders tegen elkaar uit te spelen. Die kans is woensdag gemist. De boeven hoeven even niet bang te zijn.
Deze column verscheen eerder in de Belgische De Tijd.
We schakelen in op het moment dat de Commissie in het Wilde Westen van het Europese begrotingsbeleid tegenover een gevaarlijke bende staat: the Good, the Bad and the Ugly. 'The Ugly' is Griekenland, dat al jaren met zijn statistieken rommelt en sinds de toetreding tot de monetaire unie slechts één jaar een begrotingstekort van minder dan 3 procent vertoonde. De nieuwe Griekse regering trok onlangs het masker af en liet weten een tekort te hebben van circa 12 procent van het bruto binnenlands product, het dubbele van wat haar voorganger beweerde. 'The Bad' is vooral Frankrijk, dat al onder streng toezicht stond en in oktober nog eens doodleuk een nieuwe ronde van stimuleringsmaatregelen aankondigde. De Franse regering liet ook snel weten zich niet te houden aan de afspraak het tekort tegen 2012 onder 3 procent te brengen. En dan is er nog 'the Good': Duitsland, een van de weinige landen die het budget in goede tijden op orde brachten en die het tekort tijdens de crisis minder sterk zagen oplopen. Maar wat te doen nu ook the Good de belastingen wil verlagen?
Wat doet een goede sheriff in het Wilde Westen voordat het tot de shoot-out komt? Hij pakt de zwakste van de bende en doet wanhopig een laatste oproep tot het verstand. Dat is wat de Commissie woensdag deed. In een ultieme poging het Stabiliteitspact te redden, gooide ze alle principes overboord en rekte ze de regels tot het uiterste. Alleen de zwakste schakel Griekenland wordt aangepakt, de andere niet. Volgend jaar is officieel nog een jaar van stimulerend beleid. Consolidatie hoeft pas in 2011 te beginnen. Landen die hun begrotingstekort al in 2012 weer onder de 3 procentgrens zouden moeten brengen, krijgen één jaar extra. De deadline voor alle landen, behalve België, is nu 2013. Buigt de Commissie voor Frankrijk om het pact te redden?
De Commissie heeft niets geleerd van de zwartste uren van Europese begrotingscoördinatie, tussen 2002 en 2004. Toen zaten Duitsland en Frankrijk samen in het beklaagdenbankje. De Commissie was machteloos en paste de spelregels aan. Daarbij is het net als in de westerns. De sheriff heeft alleen een kans tegen de oppermachtige bende door de boevenleiders tegen elkaar uit te spelen. Die kans is woensdag gemist. De boeven hoeven even niet bang te zijn.
Deze column verscheen eerder in de Belgische De Tijd.
Friday, November 13, 2009
Therapy against superstition
Friday 13th can also be a lucky day. According to the first estimate by the German agency for statistics, GDP increased by 0.7% QoQ, after an upward revision of Q2 to 0.4% QoQ. Compared with the third quarter of 2008, German GDP is still down by -4.8%%. The decomposition of the GDP numbers will only be published on 24 November but recent monthly data indicate that industrial production and a turning inventory cycle were the main drivers of growth. Private consumption may have actually declined during the third quarter.
The German economy has emerged from the deep recession earlier and faster than many had thought. The latest monthly numbers show that industrial production has taken over the baton from car-driven private consumption as the main growth driver. Looking ahead, the current momentum is likely stay for some time. The inventory cycle has just started to turn and positive news will continue. Moreover, filling order books and accelerating global demand point to a further pick-up in economic activity.
Despite all delight about the ongoing recovery, the biggest risk for the German economy and policymakers would be to simply return to business as usual. The damage and the marks the recession has left in the economy are still significant. The German economy has already returned to its trend growth. However, even at the pace of the last two quarters, it would take until 2012 before the German economy has returned to its pre-crisis level. Therefore, the cleaning-up efforts will need to continue. The export-driven recovery is all well and good but in order to shift into a higher gear, the German economy needs domestic demand. In this respect, tax cuts and investment incentives may not be the only, but certainly a good way forward. The bad times are over but the good times have not started, yet. Even with today’s good numbers, complacency would be a bad advisor.
The German economy has emerged from the deep recession earlier and faster than many had thought. The latest monthly numbers show that industrial production has taken over the baton from car-driven private consumption as the main growth driver. Looking ahead, the current momentum is likely stay for some time. The inventory cycle has just started to turn and positive news will continue. Moreover, filling order books and accelerating global demand point to a further pick-up in economic activity.
Despite all delight about the ongoing recovery, the biggest risk for the German economy and policymakers would be to simply return to business as usual. The damage and the marks the recession has left in the economy are still significant. The German economy has already returned to its trend growth. However, even at the pace of the last two quarters, it would take until 2012 before the German economy has returned to its pre-crisis level. Therefore, the cleaning-up efforts will need to continue. The export-driven recovery is all well and good but in order to shift into a higher gear, the German economy needs domestic demand. In this respect, tax cuts and investment incentives may not be the only, but certainly a good way forward. The bad times are over but the good times have not started, yet. Even with today’s good numbers, complacency would be a bad advisor.
Friday, October 30, 2009
Duits lef
Bijna twintig jaar geleden stond ik op de Berlijnse Muur voor de Brandenburger Tor en riep samen met veel anderen: 'De Muur moet weg, de Muur moet weg.'
Als scholier was ik misschien nog te naïef om de historische dimensies te beseffen van deze belangrijke dagen in de hete herfst van 1989. Ze hebben in Duitsland duidelijk gemaakt wat lef betekent.
Lef van de vele Oost-Duitsers die op straat demonstreerden ondanks mogelijke represailles door de staat en de Stasi. Lef om zich in te zetten voor een betere toekomst, zonder te weten hoe deze toekomst eruit zou zien. Lef om met slechts kleren aan het lijf via Tsjechië of Hongarije naar West-Duitsland te vluchten. Lef dat het onmogelijke waar maakte en het leven van de komende generatie compleet veranderde.
De historische impact van het regeerakkoord van de nieuwe Duitse regering zal zeer waarschijnlijk zwakker zijn dan de herfst van 1989, maar toch is het lef in Duitsland eindelijk weer terug. Na een van de snelste regeringsonderhandelingen aller tijden hebben de kopstukken van de nieuwe Duitse regering, met Angela Merkel voorop, zaterdag het regeerakkoord gepresenteerd. De verkiezingscadeaus komen er: een belastingverlaging van rond 1 procent van het bbp, en - in weliswaar afgezwakte vorm - de lang verwachte hervorming van het hele belastingstelsel.
De inkt van het regeerakkoord was nog niet droog en je kon ze meteen weer horen: de azijnpissers en beroepszeurders. Voor de ene ging het akkoord niet ver genoeg, voor de andere zou de Duitse economie nu aan een berg van schulden ten onder gaan.
Daarbij laat de regering juist lef zien. Lef dat je in Duitsland niet zo vaak ziet. Ja, de vergrijzing komt en de staat moet schulden aflossen, maar wanneer anders dan nu kan een regering in de komende tien jaar nog de belastingen verlagen?
Nu is het moment om de Duitse economie klaar te stomen voor de komende uitdagingen. In de exportsector zit het wel goed, maar de zwakste schakel is de binnenlandse vraag. Wat kan dan beter helpen dan een onmiddellijke lastenverlichting voor gezinnen en bedrijven? Natuurlijk speculeert de regering ook een beetje, hopend met hogere economische groei de schulden snel achter zich te laten. Maar het is geen onverantwoord gokken. Anders dan andere Europese landen heeft Duitsland dit jaar in de grondwet vastgelegd dat de overheid vanaf 2016 geen nieuwe schulden meer mag opnemen. Begrotingsconsolidatie komt, maar voor structurele veranderingen is het nu of nooit.
Duitsland is niet alleen het land van filosofen en dichters, maar vaak ook van zeurders en zwartkijkers. Al deze critici van het nieuwe regeerakkoord moeten even twintig jaar terugblikken. Lef loont.
Als scholier was ik misschien nog te naïef om de historische dimensies te beseffen van deze belangrijke dagen in de hete herfst van 1989. Ze hebben in Duitsland duidelijk gemaakt wat lef betekent.
Lef van de vele Oost-Duitsers die op straat demonstreerden ondanks mogelijke represailles door de staat en de Stasi. Lef om zich in te zetten voor een betere toekomst, zonder te weten hoe deze toekomst eruit zou zien. Lef om met slechts kleren aan het lijf via Tsjechië of Hongarije naar West-Duitsland te vluchten. Lef dat het onmogelijke waar maakte en het leven van de komende generatie compleet veranderde.
De historische impact van het regeerakkoord van de nieuwe Duitse regering zal zeer waarschijnlijk zwakker zijn dan de herfst van 1989, maar toch is het lef in Duitsland eindelijk weer terug. Na een van de snelste regeringsonderhandelingen aller tijden hebben de kopstukken van de nieuwe Duitse regering, met Angela Merkel voorop, zaterdag het regeerakkoord gepresenteerd. De verkiezingscadeaus komen er: een belastingverlaging van rond 1 procent van het bbp, en - in weliswaar afgezwakte vorm - de lang verwachte hervorming van het hele belastingstelsel.
De inkt van het regeerakkoord was nog niet droog en je kon ze meteen weer horen: de azijnpissers en beroepszeurders. Voor de ene ging het akkoord niet ver genoeg, voor de andere zou de Duitse economie nu aan een berg van schulden ten onder gaan.
Daarbij laat de regering juist lef zien. Lef dat je in Duitsland niet zo vaak ziet. Ja, de vergrijzing komt en de staat moet schulden aflossen, maar wanneer anders dan nu kan een regering in de komende tien jaar nog de belastingen verlagen?
Nu is het moment om de Duitse economie klaar te stomen voor de komende uitdagingen. In de exportsector zit het wel goed, maar de zwakste schakel is de binnenlandse vraag. Wat kan dan beter helpen dan een onmiddellijke lastenverlichting voor gezinnen en bedrijven? Natuurlijk speculeert de regering ook een beetje, hopend met hogere economische groei de schulden snel achter zich te laten. Maar het is geen onverantwoord gokken. Anders dan andere Europese landen heeft Duitsland dit jaar in de grondwet vastgelegd dat de overheid vanaf 2016 geen nieuwe schulden meer mag opnemen. Begrotingsconsolidatie komt, maar voor structurele veranderingen is het nu of nooit.
Duitsland is niet alleen het land van filosofen en dichters, maar vaak ook van zeurders en zwartkijkers. Al deze critici van het nieuwe regeerakkoord moeten even twintig jaar terugblikken. Lef loont.
Saturday, October 17, 2009
Viel Laerm um nichts?
Nein, große Jubelstürme waren in Brüssel nicht zu vernehmen. Auch keine Eurokraten, die mit Hupkonzert über Brüsseler Straßen fuhren und die Europäische Flagge aus den Autofenstern schwenkten. Aber dennoch, das Irische „ja“ zum Lissabonner Vertrag verursachte doch in Brüssel einen kollektiven Erleichterungsseufzer. Die Krise hat deutlich gemacht, welche Schutzfunktion Europa und der Euro vor allem für kleine Ländern haben. In der Krise gab es zwischen Island und Irland eigentlich nur zwei Unterschiede: das „r“ im Namen und den Euro.
Auf dem Weg zur vollendeten Europaeischen Glückseligkeit fehlt jetzt nur noch das o.k. aus Tschechien. Das tschechische Verfassungsgericht wird den Lissabonner Vertrag wohl bald als gesetzeskonform bewerten. Präsident Vaclav Klaus bleibt jedoch ein ungesteuertes Projektil. Er zögert schon lange mit seiner Unterschrift und fühlt sich deutlich wohl in der Rolle als Europäischer Spielverderber. Da der Druck nach dem Irischen Ja auf Klaus deutlich zugenommen hat, muss nun eines der größten historischen Traumas der Tschechen herhalten: die Sudetendeutschen. In einem letzten Verzweiflungsakt, fordert Klaus Sonderregelungen zur Grundrechtecharta, um alte die Rückgabeforderungen von Vertriebenen des Zweiten Weltkriegs.
Das alles ist viel politisches Ballyhoo und spätestens beim nächsten Gipfeltreffen der EU-Regierungschefs Ende Oktober wird man sich auf einen typischen Europaeischen Kuhhandel einigen können. Vaclav Klaus wird nicht der Stolperstein des Lissabonner Vertrags werden. Europa wird nächstes Jahr den langersehnten neuen Vertrag haben. Und dann? Der neue Vertrag spielt eigentlich nur für die Tribüne, nicht für Tore. Natürlich der Vertrag macht Europa flexibler, verringert Blockademöglichkeiten, gibt dem Europaeischen Parlament eine größere Rolle, den nationalen Parlamenten mehr Macht und dem Buerger sogar das Recht auf Buergerinitiativen. Das alles reicht für Begeisterungsstürme in Brüssel. Menschen und Märkte wollen jedoch Tore sehen und nicht nur schöne Kombinationen.
"Letter from...Brussels", Euro am Sonntag, 17.10.2009
Auf dem Weg zur vollendeten Europaeischen Glückseligkeit fehlt jetzt nur noch das o.k. aus Tschechien. Das tschechische Verfassungsgericht wird den Lissabonner Vertrag wohl bald als gesetzeskonform bewerten. Präsident Vaclav Klaus bleibt jedoch ein ungesteuertes Projektil. Er zögert schon lange mit seiner Unterschrift und fühlt sich deutlich wohl in der Rolle als Europäischer Spielverderber. Da der Druck nach dem Irischen Ja auf Klaus deutlich zugenommen hat, muss nun eines der größten historischen Traumas der Tschechen herhalten: die Sudetendeutschen. In einem letzten Verzweiflungsakt, fordert Klaus Sonderregelungen zur Grundrechtecharta, um alte die Rückgabeforderungen von Vertriebenen des Zweiten Weltkriegs.
Das alles ist viel politisches Ballyhoo und spätestens beim nächsten Gipfeltreffen der EU-Regierungschefs Ende Oktober wird man sich auf einen typischen Europaeischen Kuhhandel einigen können. Vaclav Klaus wird nicht der Stolperstein des Lissabonner Vertrags werden. Europa wird nächstes Jahr den langersehnten neuen Vertrag haben. Und dann? Der neue Vertrag spielt eigentlich nur für die Tribüne, nicht für Tore. Natürlich der Vertrag macht Europa flexibler, verringert Blockademöglichkeiten, gibt dem Europaeischen Parlament eine größere Rolle, den nationalen Parlamenten mehr Macht und dem Buerger sogar das Recht auf Buergerinitiativen. Das alles reicht für Begeisterungsstürme in Brüssel. Menschen und Märkte wollen jedoch Tore sehen und nicht nur schöne Kombinationen.
"Letter from...Brussels", Euro am Sonntag, 17.10.2009
Sunday, September 27, 2009
Diepwerkende wasverzachter
Vandaag is het eindelijk zo ver. De Duitse kiezers gaan naar de stembus en een campagne van afgrijselijke verveling kan toch nog uitmonden in een ware thriller. De gedoodverfde winnaar, een conservatief-liberale coalitie onder bondskanselier Merkel heeft in de recente opiniepeilingen nog maar nauwelijks een meerderheid. Inhoudelijke discussies waren de laatste weken ver te zoeken.
In een jaar met de grootste groeikrimp in meer dan zestig jaar blijft het gebrek aan inhoud en duidelijk geformuleerde keuzes opmerkelijk. Niet alleen bij politici, maar ook bij de bevolking lijkt de noodzaak voor hervormingen en een nieuwe richting voor de Duitse economie niet echt te leven. Anders dan in 2005, toen er in het hele land sprake was van een collectieve depressie, roepen de twee groten partijen nu eigenlijk alleen maar: “verder zo”. Deze zelfgenoegzaamheid is óf kiezersbedrog, óf pure naïviteit.
Het is nu of nooit voor de nieuwe regering om het ‘permanente’ probleem van een zwakke binnenlandse vraag aan te pakken. De grootste economische uitdaging voor de volgende regering is het in evenwicht brengen van de Duitse economie met meer binnenlandse vraag. De Duitse exportsector was competitief en blijft dat ook de komende jaren.
Misschien gaat het ten koste van de titel ‘wereldkampioen export’, maar nu moet vooral aandacht uitgaan naar een cruciaal probleem: Duitsland heeft een van de hoogste belasting voor huishoudens van alle geïndustrialiseerde landen, terwijl de particuliere investeringsquote bijna de laagste in Europa is.
De speelruimte is beperkt, de overheidsfinanciën zijn verslechterd en moeten ook nog worden geconsolideerd. Vanaf 2016 heeft Duitsland de grondwettelijke verplichting van een bijna evenwichtige begroting.
Het is dus geen vrijheid-blijheid verkiezing. De Duitse kiezer kan een duidelijke opdracht geven aan de nieuwe regering voor de toekomstige richting van de economie. Hiervoor moet de kiezer keuzes maken die de partijen zelf tijdens de campagne niet durfden aan te spreken, maar die wel in de partijprogramma’s staan.
Moet het belastingsysteem worden hervormd? Komt er een belastingverlaging voor iedereen of alleen voor lage inkomensgroepen? Moet er een verhoging voor topverdieners worden ingevoerd? Kiest Duitsland voor begrotingsconsolidatie door uitgavenreductie of door belastingverhoging? En komt die begrotingsconsolidatie dan al in 2010 of toch pas in 2011? Zit er een jaarlijkse vermogensbelasting van 5 procent in? Blijft de pensioenleeftijd staan op 67? Voor of tegen kernenergie?
Vragen waar ook andere Europese landen zo moeilijk een antwoord op vinden. Er staat duidelijk meer op het spel dan de wollige campagne de laatste weken deed vermoeden. De verkiezingen van zondag zijn richtingwijzend voor Duitsland en Europa. Het is nu in de handen van de kiezer om de wasverzachter diepwerkende kracht te geven.
Noot: Deze verkiezingscolumn verscheen ook in het Belgische dagblad De Tijd.
In een jaar met de grootste groeikrimp in meer dan zestig jaar blijft het gebrek aan inhoud en duidelijk geformuleerde keuzes opmerkelijk. Niet alleen bij politici, maar ook bij de bevolking lijkt de noodzaak voor hervormingen en een nieuwe richting voor de Duitse economie niet echt te leven. Anders dan in 2005, toen er in het hele land sprake was van een collectieve depressie, roepen de twee groten partijen nu eigenlijk alleen maar: “verder zo”. Deze zelfgenoegzaamheid is óf kiezersbedrog, óf pure naïviteit.
Het is nu of nooit voor de nieuwe regering om het ‘permanente’ probleem van een zwakke binnenlandse vraag aan te pakken. De grootste economische uitdaging voor de volgende regering is het in evenwicht brengen van de Duitse economie met meer binnenlandse vraag. De Duitse exportsector was competitief en blijft dat ook de komende jaren.
Misschien gaat het ten koste van de titel ‘wereldkampioen export’, maar nu moet vooral aandacht uitgaan naar een cruciaal probleem: Duitsland heeft een van de hoogste belasting voor huishoudens van alle geïndustrialiseerde landen, terwijl de particuliere investeringsquote bijna de laagste in Europa is.
De speelruimte is beperkt, de overheidsfinanciën zijn verslechterd en moeten ook nog worden geconsolideerd. Vanaf 2016 heeft Duitsland de grondwettelijke verplichting van een bijna evenwichtige begroting.
Het is dus geen vrijheid-blijheid verkiezing. De Duitse kiezer kan een duidelijke opdracht geven aan de nieuwe regering voor de toekomstige richting van de economie. Hiervoor moet de kiezer keuzes maken die de partijen zelf tijdens de campagne niet durfden aan te spreken, maar die wel in de partijprogramma’s staan.
Moet het belastingsysteem worden hervormd? Komt er een belastingverlaging voor iedereen of alleen voor lage inkomensgroepen? Moet er een verhoging voor topverdieners worden ingevoerd? Kiest Duitsland voor begrotingsconsolidatie door uitgavenreductie of door belastingverhoging? En komt die begrotingsconsolidatie dan al in 2010 of toch pas in 2011? Zit er een jaarlijkse vermogensbelasting van 5 procent in? Blijft de pensioenleeftijd staan op 67? Voor of tegen kernenergie?
Vragen waar ook andere Europese landen zo moeilijk een antwoord op vinden. Er staat duidelijk meer op het spel dan de wollige campagne de laatste weken deed vermoeden. De verkiezingen van zondag zijn richtingwijzend voor Duitsland en Europa. Het is nu in de handen van de kiezer om de wasverzachter diepwerkende kracht te geven.
Noot: Deze verkiezingscolumn verscheen ook in het Belgische dagblad De Tijd.
Thursday, September 10, 2009
Alles beter dan Groundhog Day
In de film 'Groundhog Day' speelt Bill Murray een tv-weerman die telkens weer wakker wordt op dezelfde dag, uitgerekend de ergste dag uit zijn leven. In Duitsland neemt voor de burgers nu elke dag de kans toe op een politieke Groundhog Day: een heruitgave van de zogenaamde grote coalitie van christen- en sociaaldemocraten.
Sinds de regionale verkiezingen in drie deelstaten van een week geleden is een verlenging van de grote coalitie, die niemand eigenlijk wil, dichterbij gekomen. De populariteit van kanselier Angela Merkel (CDU) blijft groot, maar de inhoudsarme campagne kost haar partij stemmen. De CDU leed forse verliezen, waardoor een paar politieke kopstukken het pluche moeten opgeven.
De SPD van rivaal Frank-Walter Steinmeier heeft opeens weer wind mee en droomt van een inhaalrace. Dat laatste lijkt rijkelijk voorbarig. Met slechts 8 miljoen inwoners woont in de drie deelstaten Thüringen, Saksen en Saarland niet eens 10 procent van de Duitse bevolking. Bovendien verloor ook de SPD stemmen en ligt ze nog ver achter de CDU.
De spelbederver voor de SPD heet Die Linke. De socialistische partij, die onder de voormalige SPD-baas Oskar Lafontaine is uitgegroeid van communistisch DDR-overblijfsel tot voorvechter van kansarmen, vist in de vijver van de SPD. Samen regeren met Die Linke op federaal niveau is vooralsnog voor elke partij een taboe, ook voor de SPD. Samen met de Groenen lijkt een meerderheid onwaarschijnlijk en een zogenaamde stoplichtcoalitie met de Groenen en de liberalen ketst af wegens tegengestelde opvattingen over kernenergie.
Steinmeier gaat nu dus voor een destructieve strategie. Het motto is nu 'if you can't join them, beat them'. Het officiële doel is niet langer winnen, maar het voorkomen van een mogelijke conservatief-liberale coalitie.
Als die strategie lukt, blijft - met de groeten van Bill Murray - de vermaledijde herhaling van de grote coalitie als enig realistisch alternatief over. Voor Duitsland allesbehalve een zegen.
In 2005 aangetreden als doenercoalitie, zijn de resultaten teleurstellend. De sterke economische groei tot aan de crisis was vooral te danken aan de forse mondiale groei; de prestatie van de arbeidsmarkt was nog het gevolg van de hervormingen van Gerhard Schröder.
Alleen het economische crisismanagement van de afgelopen maanden verdient lof, ook al waren de maatregelen voor de bankensector niet altijd om over naar huis te schrijven. Nu men niet nog een keer op mondiale groei kan vertrouwen, moet een nieuwe regering een duidelijke richting aangeven en doorzetten.
Rechts of links, voor de Duitse economie is alles beter dan een politieke Groundhog Day.
Deze column verscheen in de Belgische De Tijd.
Sinds de regionale verkiezingen in drie deelstaten van een week geleden is een verlenging van de grote coalitie, die niemand eigenlijk wil, dichterbij gekomen. De populariteit van kanselier Angela Merkel (CDU) blijft groot, maar de inhoudsarme campagne kost haar partij stemmen. De CDU leed forse verliezen, waardoor een paar politieke kopstukken het pluche moeten opgeven.
De SPD van rivaal Frank-Walter Steinmeier heeft opeens weer wind mee en droomt van een inhaalrace. Dat laatste lijkt rijkelijk voorbarig. Met slechts 8 miljoen inwoners woont in de drie deelstaten Thüringen, Saksen en Saarland niet eens 10 procent van de Duitse bevolking. Bovendien verloor ook de SPD stemmen en ligt ze nog ver achter de CDU.
De spelbederver voor de SPD heet Die Linke. De socialistische partij, die onder de voormalige SPD-baas Oskar Lafontaine is uitgegroeid van communistisch DDR-overblijfsel tot voorvechter van kansarmen, vist in de vijver van de SPD. Samen regeren met Die Linke op federaal niveau is vooralsnog voor elke partij een taboe, ook voor de SPD. Samen met de Groenen lijkt een meerderheid onwaarschijnlijk en een zogenaamde stoplichtcoalitie met de Groenen en de liberalen ketst af wegens tegengestelde opvattingen over kernenergie.
Steinmeier gaat nu dus voor een destructieve strategie. Het motto is nu 'if you can't join them, beat them'. Het officiële doel is niet langer winnen, maar het voorkomen van een mogelijke conservatief-liberale coalitie.
Als die strategie lukt, blijft - met de groeten van Bill Murray - de vermaledijde herhaling van de grote coalitie als enig realistisch alternatief over. Voor Duitsland allesbehalve een zegen.
In 2005 aangetreden als doenercoalitie, zijn de resultaten teleurstellend. De sterke economische groei tot aan de crisis was vooral te danken aan de forse mondiale groei; de prestatie van de arbeidsmarkt was nog het gevolg van de hervormingen van Gerhard Schröder.
Alleen het economische crisismanagement van de afgelopen maanden verdient lof, ook al waren de maatregelen voor de bankensector niet altijd om over naar huis te schrijven. Nu men niet nog een keer op mondiale groei kan vertrouwen, moet een nieuwe regering een duidelijke richting aangeven en doorzetten.
Rechts of links, voor de Duitse economie is alles beter dan een politieke Groundhog Day.
Deze column verscheen in de Belgische De Tijd.
Wednesday, September 2, 2009
Subsidies voor zonnebanken
Er is nu toch concurrentie voor de Duitse bondskanselier Angela Merkel. Niet van de sociaaldemocraten, die in de opiniepeilingen nog steeds op ongekende dieptepunten staan, maar van een heel andere kant. Volgens het dagblad Bild-Zeitung is de populairste Duitser van dit moment Horst Schlämmer.
Deze rijzende ster maakt op pijnlijke manier duidelijk wat de tekortkomingen van de verkiezingscampagne zijn. Horst Schlämmer is het alter ego van de populaire komiek Hape Kerkeling. Schlämmer is het drankzuchtige sufferdje van een kleine krant dat nu in een bioscoopfilm een gooi doet naar het kanselierschap. Als een Duitse ‘Borat’ voert hij campagne met kreten als ‘Yes, weekend’ en ‘Alles moet meer zijn’.
Tot zijn programmapunten behoren onder andere subsidies voor zonnebanken en een minimuminkomen van 2.500 euro voor alle Duitsers. Fictie, maar toch zouden rond 20 procent van de Duitsers op hem stemmen. Niet verrassend, want de Duitse verkiezingscampagne, met nog maar een maand te gaan, is allesbehalve flitsend. Geen inhoud, alleen beelden en banaliteiten.
Angela Merkel staat liever te stralen naast een Duitse medaillewinnares tijdens het WK atletiek in Berlijn dan dat ze een discussie voert over de arbeidsparticipatie van vrouwen. En de sociaaldemocraat Frank-Walter Steinmeier praat niet over de toekomst van de auto-industrie, maar volgt liever een spoedcursus handjes schudden en schouderklopjes geven. In plaats van een richtinggevende discussie over de gezondheidszorg gaat het publiek debat over de vraag of de minister van Gezondheid onterecht haar dienstwagen meenam op vakantie.
Campagne à la Schlämmer, maar waar blijft de inhoud? Ondanks een pijnlijke recessie is er geen discussie over het Duitse groeimodel. Onnodig toch, nu de economie weer groeit? Niet echt. De Duitse groei in het tweede kwartaal kwam van de autoverkoop en de export. Beiden alleen mogelijk gemaakt door de conjunctuurpakketten van zowel de Duitse als buitenlandse regeringen.
De Duitse economie groeit op dit moment alleen bij gratie van de overheidsprogramma’s. Zij ligt nog steeds aan het infuus en kan zonder niet overleven. De slooppremie is afgelopen en de werkloosheid dreigt na de verkiezingen fors te stijgen.
Natuurlijk zal de export ook in de komende jaren een belangrijke motor voor de Duitse economie zijn, maar voor een krachtig, houdbaar herstel is een structureel sterkere binnenlandse vraag nodig. De partij die echte antwoorden op die vragen biedt, heeft geen subsidies voor zonnebanken nodig om stemmen te trekken.
Deze verkiezingscolumn verscheen ook in het Belgische dagblad De Tijd.
Deze rijzende ster maakt op pijnlijke manier duidelijk wat de tekortkomingen van de verkiezingscampagne zijn. Horst Schlämmer is het alter ego van de populaire komiek Hape Kerkeling. Schlämmer is het drankzuchtige sufferdje van een kleine krant dat nu in een bioscoopfilm een gooi doet naar het kanselierschap. Als een Duitse ‘Borat’ voert hij campagne met kreten als ‘Yes, weekend’ en ‘Alles moet meer zijn’.
Tot zijn programmapunten behoren onder andere subsidies voor zonnebanken en een minimuminkomen van 2.500 euro voor alle Duitsers. Fictie, maar toch zouden rond 20 procent van de Duitsers op hem stemmen. Niet verrassend, want de Duitse verkiezingscampagne, met nog maar een maand te gaan, is allesbehalve flitsend. Geen inhoud, alleen beelden en banaliteiten.
Angela Merkel staat liever te stralen naast een Duitse medaillewinnares tijdens het WK atletiek in Berlijn dan dat ze een discussie voert over de arbeidsparticipatie van vrouwen. En de sociaaldemocraat Frank-Walter Steinmeier praat niet over de toekomst van de auto-industrie, maar volgt liever een spoedcursus handjes schudden en schouderklopjes geven. In plaats van een richtinggevende discussie over de gezondheidszorg gaat het publiek debat over de vraag of de minister van Gezondheid onterecht haar dienstwagen meenam op vakantie.
Campagne à la Schlämmer, maar waar blijft de inhoud? Ondanks een pijnlijke recessie is er geen discussie over het Duitse groeimodel. Onnodig toch, nu de economie weer groeit? Niet echt. De Duitse groei in het tweede kwartaal kwam van de autoverkoop en de export. Beiden alleen mogelijk gemaakt door de conjunctuurpakketten van zowel de Duitse als buitenlandse regeringen.
De Duitse economie groeit op dit moment alleen bij gratie van de overheidsprogramma’s. Zij ligt nog steeds aan het infuus en kan zonder niet overleven. De slooppremie is afgelopen en de werkloosheid dreigt na de verkiezingen fors te stijgen.
Natuurlijk zal de export ook in de komende jaren een belangrijke motor voor de Duitse economie zijn, maar voor een krachtig, houdbaar herstel is een structureel sterkere binnenlandse vraag nodig. De partij die echte antwoorden op die vragen biedt, heeft geen subsidies voor zonnebanken nodig om stemmen te trekken.
Deze verkiezingscolumn verscheen ook in het Belgische dagblad De Tijd.
Sunday, July 19, 2009
Auf der Überholspur zur Ausfahrt?
Die Krise ist vorbei. Die Aufräumarbeiten können nicht schnell genug beginnen. So oder so ähnlich klang in den letzten Wochen der Tenor Europäischer Politiker und Zentralbanker. Beim letzten Europäischen Rat in Brüssel Ende Juni sahen die Regierungsleiter die europäische Wirtschaft schon auf dem Weg zu einem anhaltenden Aufschwung. Letzte Woche verkündete das deutsche Wirtschaftsministerium sowie viele Experten gar das Ende der Rezession in Deutschland. Gleichzeitig sinnieren EZB Präsident Trichet und Bundesbank Präsident Weber aber auch Politiker jeglicher Parteizugehörigkeit über schnelle Ausstiegstrategien aus dem Krisenmanagement. Stehen wir am Vorabend von unerwarteten Zins- und Steuererhöhungen?
Für die Geldpolitik scheint das Abwickeln des Krisenmanagements relativ unproblematisch. Die EZB hat bei all ihren unkonventionellen Maßnahmen zur Wiederbelebung des Geldmarktes immer schon den schnellen Ausstieg im Hinterkopf gehabt. Deshalb ist man auch nicht dem Beispiel anderer Zentralbanken gefolgt und man hat nicht risikoreiche Papiere der Geschäftsbanken auf die eigene Bilanz übertragen. Wenn die EZB die überflüssige Liquidität aus dem Markt zurückholen will, muss sie einfach nur den Geldhahn zudrehen und ordentlich mit dem Putzlappen aufwischen. Die Ausfahrtsstraße der EZB sieht daher recht überschaubar aus, auch wenn erst ganz am Ende der Strasse Zinserhöhungen am Ausfahrtsschild stehen.
Für die Staatsfinanzen sieht die Sache schon etwas schwieriger aus. Hier wurde und wird Steuergeld ausgegeben, das letztendlich zurückverdient werden muss. Einfach nur den Wasserhahn zudrehen, reicht nicht. Über die Notwendigkeit der Haushaltskonsolidierung gibt es keinen Zweifel. Die jüngeren Generationen sollten nicht unter den Altlasten leiden müssen. Die demographischen Entwicklungen kennen keine Finanzkrise und der Druck auf Sozialsysteme und Renten wird in den nächsten Jahren nur noch zunehmen. Die Schulden müssen runter und das Wirtschaftswachstum muss rauf. Unmöglich? Es gibt eine Reihe empirischer Studien, die einen positiven Zusammenhang zwischen Haushaltskonsolidierung und Wirtschaftswachstum zeigen. Das klappt aber nur, wenn die Haushaltskonsolidierung an der Ausgabenseite stattfindet, nicht an der Einnahmenseite. Weniger Ausgaben der öffentlichen Hand können viel eher zu niedrigen Zinsen und einer Abnahme der Sparquote führen und damit das Wirtschafswachstum stärken.
Die Europäische Kommission und der Europäische Rat haben die meisten Mitgliedsstaaten aufgerufen, um nächstes Jahr mit der Konsolidierung zu beginnen. Wie lobenswert und erstrebenswert die Zielvorhaben für nächstes Jahr auch sind, so unrealistisch erscheinen sie. Trotz eines leichten Aufschwungs wird die Produktionslücke auch 2010 noch weiter aufklaffen. Das heißt, dass sich der Arbeitsmarkt weiter verschlechtern aber in keinem Fall verbessern wird. Ein zu frühes Sparen der öffentlichen Hand könnte den fragilen Abschwung abwürgen. Ein Blick auf die letzten 20 Jahre zeigt außerdem, dass im Euroraum noch nie eine Haushaltskonsolidierung begonnen hat, solange die Produktionslücke noch gewachsen ist.
Kaum ein europäischer Politiker hat den Zeitplan der Ausstiegsstrategie in Frage gestellt. Nur keine Probleme machen, scheinen sich viele zu denken. Jetzt Zusagen und Versprechen machen und dann weitersehen. Reine Lippenbekenntnisse. Die Ausstiegsstrategie muss deutlich, glaubwürdig aber auch realistisch sein. Unrealistische Zielstellungen riskieren das endgültige Ende des europäischen Stabilitätspakts im nächsten Jahr. Eine bessere Ausstiegsstrategie ist die deutsche Schuldenbremse. Ein deutliches, glaubwürdiges Bekenntnis zum langfristigen Haushaltsausgleich, das gleichzeitig genug Spielraum zur Überwindung der jetzigen Krise bietet.
Wie auf der Autobahn kommt es auch bei der Ausstiegsstrategie auf das richtige Timing an. Fährt man zu schnell auf der Überholspur, kann man in aller Eile auch schon mal die Ausfahrt verpassen. Europa muss das Tempo etwas drosseln und sich langsam einordnen. Das Ausfahrtsschild kommt erst nächstes Jahr in Sicht.
Artikel in Euro am Sonntag, 19.7.2009
Für die Geldpolitik scheint das Abwickeln des Krisenmanagements relativ unproblematisch. Die EZB hat bei all ihren unkonventionellen Maßnahmen zur Wiederbelebung des Geldmarktes immer schon den schnellen Ausstieg im Hinterkopf gehabt. Deshalb ist man auch nicht dem Beispiel anderer Zentralbanken gefolgt und man hat nicht risikoreiche Papiere der Geschäftsbanken auf die eigene Bilanz übertragen. Wenn die EZB die überflüssige Liquidität aus dem Markt zurückholen will, muss sie einfach nur den Geldhahn zudrehen und ordentlich mit dem Putzlappen aufwischen. Die Ausfahrtsstraße der EZB sieht daher recht überschaubar aus, auch wenn erst ganz am Ende der Strasse Zinserhöhungen am Ausfahrtsschild stehen.
Für die Staatsfinanzen sieht die Sache schon etwas schwieriger aus. Hier wurde und wird Steuergeld ausgegeben, das letztendlich zurückverdient werden muss. Einfach nur den Wasserhahn zudrehen, reicht nicht. Über die Notwendigkeit der Haushaltskonsolidierung gibt es keinen Zweifel. Die jüngeren Generationen sollten nicht unter den Altlasten leiden müssen. Die demographischen Entwicklungen kennen keine Finanzkrise und der Druck auf Sozialsysteme und Renten wird in den nächsten Jahren nur noch zunehmen. Die Schulden müssen runter und das Wirtschaftswachstum muss rauf. Unmöglich? Es gibt eine Reihe empirischer Studien, die einen positiven Zusammenhang zwischen Haushaltskonsolidierung und Wirtschaftswachstum zeigen. Das klappt aber nur, wenn die Haushaltskonsolidierung an der Ausgabenseite stattfindet, nicht an der Einnahmenseite. Weniger Ausgaben der öffentlichen Hand können viel eher zu niedrigen Zinsen und einer Abnahme der Sparquote führen und damit das Wirtschafswachstum stärken.
Die Europäische Kommission und der Europäische Rat haben die meisten Mitgliedsstaaten aufgerufen, um nächstes Jahr mit der Konsolidierung zu beginnen. Wie lobenswert und erstrebenswert die Zielvorhaben für nächstes Jahr auch sind, so unrealistisch erscheinen sie. Trotz eines leichten Aufschwungs wird die Produktionslücke auch 2010 noch weiter aufklaffen. Das heißt, dass sich der Arbeitsmarkt weiter verschlechtern aber in keinem Fall verbessern wird. Ein zu frühes Sparen der öffentlichen Hand könnte den fragilen Abschwung abwürgen. Ein Blick auf die letzten 20 Jahre zeigt außerdem, dass im Euroraum noch nie eine Haushaltskonsolidierung begonnen hat, solange die Produktionslücke noch gewachsen ist.
Kaum ein europäischer Politiker hat den Zeitplan der Ausstiegsstrategie in Frage gestellt. Nur keine Probleme machen, scheinen sich viele zu denken. Jetzt Zusagen und Versprechen machen und dann weitersehen. Reine Lippenbekenntnisse. Die Ausstiegsstrategie muss deutlich, glaubwürdig aber auch realistisch sein. Unrealistische Zielstellungen riskieren das endgültige Ende des europäischen Stabilitätspakts im nächsten Jahr. Eine bessere Ausstiegsstrategie ist die deutsche Schuldenbremse. Ein deutliches, glaubwürdiges Bekenntnis zum langfristigen Haushaltsausgleich, das gleichzeitig genug Spielraum zur Überwindung der jetzigen Krise bietet.
Wie auf der Autobahn kommt es auch bei der Ausstiegsstrategie auf das richtige Timing an. Fährt man zu schnell auf der Überholspur, kann man in aller Eile auch schon mal die Ausfahrt verpassen. Europa muss das Tempo etwas drosseln und sich langsam einordnen. Das Ausfahrtsschild kommt erst nächstes Jahr in Sicht.
Artikel in Euro am Sonntag, 19.7.2009
Tuesday, July 7, 2009
Angie en het b-woord
Sinds de vernietigende nederlaag van de Duitse sociaaldemocraten bij de Europese verkiezingen, lijkt er minstens iemand van de statuur van Barack Obama nodig om Angela Merkel van haar tweede termijn als bondskanselier af te houden. De uitdager, minister van Buitenlandse Zaken en sociaaldemocraat, Frank-Walter Steinmeier is alles behalve een Obama. Hij werd al charmant vergeleken met een slapende schildpad. Een schildpad tegen de meest populaire politicus van het land? Een gelopen race? Toch kreeg Steinmeier de afgelopen weken onverwachte hulp van het b-woord. Kan de noodlijdende SPD het tij nog keren?
Merkel en de CDU waagden zich aan het b-woord, de belofte van de verkiezingscampagne is: belastingverlagingen. Het ingewikkelde belastingstelsel met een overvloed aan afschrijvingsmogelijkheden en sluipwegen, is aan een simplificatie toe. Daarnaast zou een belastingverlaging de toch zo zwakke binnenlandse vraag kunnen stimuleren. Blijft staan dat de overheidsschulden de komende jaren de pan uit rijzen door de crisissteun aan de financiële sector en het bedrijfsleven. De CDU en Merkel willen enerzijds de burger ontlasten, maar anderzijds ook als degelijk en spaarzaam gelden. Daarbij komt dat de schulden weer moeten worden afgebouwd, daar Duitsland juist het doel van een evenwichtige begroting vanaf 2016 in de grondwet heeft laten vastleggen. Een vicieuze cirkel?
Wel volgens bijna 80% van de Duitsers, die niet geloven in belastingverlagingen na de verkiezingen. De populariteit van Merkel heeft hier nog geen schade van opgelopen. Toch is voorzichtigheid geboden. Merkel en de belastingen zijn namelijk een moeilijk combinatie. Al tijdens de verkiezingscampagne van 2005 had het Merkel bijna de overwinning gekost: de som van een onbekende kandidaat voor de post van minister van Financiën, die het Duitse belastingstelsel radicaal wilde hervormen en daarbij de belastingen wilde verhogen, waren een welkome prooi voor de zittende bondskanselier Gerhard Schröder. Schröder, altijd telegeniek, baby-zoenend, voetbalspelend en in louter soundbites, speelde in op het Duitse sentiment tegen veranderingen en liet Merkel’s voorsprong van meer dan 20 procent binnen enkele weken bijna volledig verdampen. Merkel finishte met de hak over de sloot.
Het economisch beleid van Angela Merkel wordt vaak beschouwd als anti-beleid: anti-inflatie, anti-stimulus, anti-schulden en anti-staatsinterventies. De feiten spreken echter andere taal. Met staatsgaranties, stimuluspakketten en reddingsacties staat Merkelnomics voor ad hoc oplossingen naar de “kiezersmaak van het moment”. Daarmee win je geen prijs voor rechtlijnigheid, maar waarschijnlijk wel verkiezingen.
Merkel en de CDU waagden zich aan het b-woord, de belofte van de verkiezingscampagne is: belastingverlagingen. Het ingewikkelde belastingstelsel met een overvloed aan afschrijvingsmogelijkheden en sluipwegen, is aan een simplificatie toe. Daarnaast zou een belastingverlaging de toch zo zwakke binnenlandse vraag kunnen stimuleren. Blijft staan dat de overheidsschulden de komende jaren de pan uit rijzen door de crisissteun aan de financiële sector en het bedrijfsleven. De CDU en Merkel willen enerzijds de burger ontlasten, maar anderzijds ook als degelijk en spaarzaam gelden. Daarbij komt dat de schulden weer moeten worden afgebouwd, daar Duitsland juist het doel van een evenwichtige begroting vanaf 2016 in de grondwet heeft laten vastleggen. Een vicieuze cirkel?
Wel volgens bijna 80% van de Duitsers, die niet geloven in belastingverlagingen na de verkiezingen. De populariteit van Merkel heeft hier nog geen schade van opgelopen. Toch is voorzichtigheid geboden. Merkel en de belastingen zijn namelijk een moeilijk combinatie. Al tijdens de verkiezingscampagne van 2005 had het Merkel bijna de overwinning gekost: de som van een onbekende kandidaat voor de post van minister van Financiën, die het Duitse belastingstelsel radicaal wilde hervormen en daarbij de belastingen wilde verhogen, waren een welkome prooi voor de zittende bondskanselier Gerhard Schröder. Schröder, altijd telegeniek, baby-zoenend, voetbalspelend en in louter soundbites, speelde in op het Duitse sentiment tegen veranderingen en liet Merkel’s voorsprong van meer dan 20 procent binnen enkele weken bijna volledig verdampen. Merkel finishte met de hak over de sloot.
Het economisch beleid van Angela Merkel wordt vaak beschouwd als anti-beleid: anti-inflatie, anti-stimulus, anti-schulden en anti-staatsinterventies. De feiten spreken echter andere taal. Met staatsgaranties, stimuluspakketten en reddingsacties staat Merkelnomics voor ad hoc oplossingen naar de “kiezersmaak van het moment”. Daarmee win je geen prijs voor rechtlijnigheid, maar waarschijnlijk wel verkiezingen.
Wednesday, June 17, 2009
Merkelnomics
Officieel is de Duitse regering aanhanger van een orthodox neoliberaal economisch beleid. De praktijk is anders. Dat blijkt nog het duidelijkst uit de Duitse staatssteun aan Opel en het heeft alles te maken met de naderende verkiezingen. Die bepalen Merkels economisch beleid.
Het officiële neoliberalisme van de regering is een soort antibeleid: anti-inflatie, antistimulus, antischulden en antistaatsinterventies. In de huidige recessie, de zwaarste sinds de jaren dertig, blijkt dat het een antibeleid is in woorden, niet in daden.
De feiten spreken duidelijke taal. De wankelmoedige houding rond de nationalisering van de Hypo Real Estate bank, de slalom bij de bankgaranties, de keuze voor het oprichten van een bad bank en de redding van Opel: ze maken duidelijk dat er in de praktijk niet zo veel van het antibeleid terecht is gekomen. Het is Opelnomics in plaats van neoliberaal economisch beleid.
De verklaring ligt voor de hand: de naderende verkiezingen in Duitsland. De Europese verkiezingen vorige week waren slechts de opmaat voor het echte feest als de Duitsers op 27 september een nieuw nationaal parlement kiezen. Bondskanselier Angela Merkel (CDU) neemt het op tegen haar minister van Buitenlandse Zaken, SPD’er Frank-Walter Steinmeier. Duidelijker dan ooit tevoren prevaleert politiek boven economie. De verkiezingen bepalen het economisch beleid.
De beste illustratie daarvan is het optreden van de Duitse regering rond Opel en sinds kort ook Arcandor. Onder de druk van het dreigende faillissement van het Amerikaanse moederbedrijf General Motors (GM) zag de Duitse regering voor Opel geen andere oplossing dan een overbruggingskrediet van 1,5 miljard euro. Merkel was eerst tegen overheidssteun, maar toen Steinmeier de redding van Opel tot nationale urgentie en dus een verkiezingsthema maakte, veranderde de kanselier van gedachten.
Opel werd vervolgens overgenomen door de Canadese auto-onderdelenfabrikant Magna International en de Russische Sberbank. Het consortium neemt een belang van 55 procent, GM houdt 35 procent, de overige 10 procent van de aandelen gaat naar de werknemers van de autobouwer.
Economisch gezien zijn zulke reddingsacties meestal niet verstandig. Staatsinterventies blijken de markt toch vaak te verstoren. Slecht management wordt door overheidssteun beloond, terwijl succesvolle bedrijven worden afgestraft voor goed beleid. Zij krijgen te maken met oneerlijke concurrentie.
Zulke reddingsacties blijven dus riskant. De neergang van slecht bestuurde bedrijven is ook door staatsinterventies niet te voorkomen. Het geld dat de overheid in die bedrijven stopt, komt vaak niet meer terug. Dat geldt wellicht ook voor de redding van Opel.
De onderhandelingen tussen Opel, GM en Magna duren nog voort. Ondertussen is de Duitse regering chantabel geworden omdat ze al 1,5 miljard euro ter beschikking heeft gesteld, zonder garantie op succes. Critici beweren zelfs dat de staat met zulke politieke getinte arrangementen meer risico’s loopt en duurder uit is dan met een rechtstreeks faillissement.
Duitse bondskanseliers die zich als grote redder laten bewieroken, is geen onbekend fenomeen. In 1999 redde Gerhard Schröder bouwbedrijf Holzmann. De prijs voor de tv-beelden van dankbare bouwvakkers die hun kanselier toejuichten was hoog. Ruim twee jaar later was het bedrijf alsnog failliet.
Merkel kent deze geschiedenis, maar zij besloot Opel toch te redden. Het beeld van de redder van de armen verkoopt nou eenmaal goed. De Europese verkiezingen stonden voor de deur en de grote tegenstander, de SPD, probeerde zich als redder van de arbeidersklasse te profileren.
Inmiddels houden meer Duitse bedrijven hun hand op voor staatsteun. Scheepswerf Wadan heeft afgelopen week faillissement aangevraagd, Porsche rommelt nog steeds met betalingsproblemen en moederbedrijf Arcandor van de grote warenhuisketen Karstadt kan zijn huur niet meer betalen.
Maar hun kans op een Opel-achtige redding is verkeken. De autobouwer kreeg de steun vóór de Europese verkiezingen, alle andere bedrijven kwamen erna. Het Duitse kabinet vindt staatsteun nu alleen nog bespreekbaar als bedrijven een levensvatbaar plan voor de toekomst op tafel kunnen leggen. “We moeten voorzichtig zijn met belastinggeld”, aldus Angela Merkel vorige week. Bedrijven die al wankelden voordat van de kredietcrisis sprake was, kunnen staatsteun nu vergeten.
Deze verandering van gedachten houdt direct verband met de uitslag van de Europese verkiezingen. De SPD leed een dramatische nederlaag, de CDU bleef met afstand de grootste partij. De liberale koers van de christendemocraten slaat veel beter aan bij de Duitsers dan vaak wordt gedacht.
Merkelnomics in plaats van Opelnomics. Het blijft afwachten of Merkel ondanks de stijgende werkloosheid aan dit economisch beleid kan vasthouden en de woorden Ronald Reagan volgt. Die zei ooit: “The nine most terrifying words in the English language are, ‘I’m from the government and I’m here to help’.”
Het officiële neoliberalisme van de regering is een soort antibeleid: anti-inflatie, antistimulus, antischulden en antistaatsinterventies. In de huidige recessie, de zwaarste sinds de jaren dertig, blijkt dat het een antibeleid is in woorden, niet in daden.
De feiten spreken duidelijke taal. De wankelmoedige houding rond de nationalisering van de Hypo Real Estate bank, de slalom bij de bankgaranties, de keuze voor het oprichten van een bad bank en de redding van Opel: ze maken duidelijk dat er in de praktijk niet zo veel van het antibeleid terecht is gekomen. Het is Opelnomics in plaats van neoliberaal economisch beleid.
De verklaring ligt voor de hand: de naderende verkiezingen in Duitsland. De Europese verkiezingen vorige week waren slechts de opmaat voor het echte feest als de Duitsers op 27 september een nieuw nationaal parlement kiezen. Bondskanselier Angela Merkel (CDU) neemt het op tegen haar minister van Buitenlandse Zaken, SPD’er Frank-Walter Steinmeier. Duidelijker dan ooit tevoren prevaleert politiek boven economie. De verkiezingen bepalen het economisch beleid.
De beste illustratie daarvan is het optreden van de Duitse regering rond Opel en sinds kort ook Arcandor. Onder de druk van het dreigende faillissement van het Amerikaanse moederbedrijf General Motors (GM) zag de Duitse regering voor Opel geen andere oplossing dan een overbruggingskrediet van 1,5 miljard euro. Merkel was eerst tegen overheidssteun, maar toen Steinmeier de redding van Opel tot nationale urgentie en dus een verkiezingsthema maakte, veranderde de kanselier van gedachten.
Opel werd vervolgens overgenomen door de Canadese auto-onderdelenfabrikant Magna International en de Russische Sberbank. Het consortium neemt een belang van 55 procent, GM houdt 35 procent, de overige 10 procent van de aandelen gaat naar de werknemers van de autobouwer.
Economisch gezien zijn zulke reddingsacties meestal niet verstandig. Staatsinterventies blijken de markt toch vaak te verstoren. Slecht management wordt door overheidssteun beloond, terwijl succesvolle bedrijven worden afgestraft voor goed beleid. Zij krijgen te maken met oneerlijke concurrentie.
Zulke reddingsacties blijven dus riskant. De neergang van slecht bestuurde bedrijven is ook door staatsinterventies niet te voorkomen. Het geld dat de overheid in die bedrijven stopt, komt vaak niet meer terug. Dat geldt wellicht ook voor de redding van Opel.
De onderhandelingen tussen Opel, GM en Magna duren nog voort. Ondertussen is de Duitse regering chantabel geworden omdat ze al 1,5 miljard euro ter beschikking heeft gesteld, zonder garantie op succes. Critici beweren zelfs dat de staat met zulke politieke getinte arrangementen meer risico’s loopt en duurder uit is dan met een rechtstreeks faillissement.
Duitse bondskanseliers die zich als grote redder laten bewieroken, is geen onbekend fenomeen. In 1999 redde Gerhard Schröder bouwbedrijf Holzmann. De prijs voor de tv-beelden van dankbare bouwvakkers die hun kanselier toejuichten was hoog. Ruim twee jaar later was het bedrijf alsnog failliet.
Merkel kent deze geschiedenis, maar zij besloot Opel toch te redden. Het beeld van de redder van de armen verkoopt nou eenmaal goed. De Europese verkiezingen stonden voor de deur en de grote tegenstander, de SPD, probeerde zich als redder van de arbeidersklasse te profileren.
Inmiddels houden meer Duitse bedrijven hun hand op voor staatsteun. Scheepswerf Wadan heeft afgelopen week faillissement aangevraagd, Porsche rommelt nog steeds met betalingsproblemen en moederbedrijf Arcandor van de grote warenhuisketen Karstadt kan zijn huur niet meer betalen.
Maar hun kans op een Opel-achtige redding is verkeken. De autobouwer kreeg de steun vóór de Europese verkiezingen, alle andere bedrijven kwamen erna. Het Duitse kabinet vindt staatsteun nu alleen nog bespreekbaar als bedrijven een levensvatbaar plan voor de toekomst op tafel kunnen leggen. “We moeten voorzichtig zijn met belastinggeld”, aldus Angela Merkel vorige week. Bedrijven die al wankelden voordat van de kredietcrisis sprake was, kunnen staatsteun nu vergeten.
Deze verandering van gedachten houdt direct verband met de uitslag van de Europese verkiezingen. De SPD leed een dramatische nederlaag, de CDU bleef met afstand de grootste partij. De liberale koers van de christendemocraten slaat veel beter aan bij de Duitsers dan vaak wordt gedacht.
Merkelnomics in plaats van Opelnomics. Het blijft afwachten of Merkel ondanks de stijgende werkloosheid aan dit economisch beleid kan vasthouden en de woorden Ronald Reagan volgt. Die zei ooit: “The nine most terrifying words in the English language are, ‘I’m from the government and I’m here to help’.”
Sunday, April 19, 2009
Letter from Brussels - Die echten Europäer
Die echten Europäer in Brüssel bilden schon eine besondere Gattung: Sie fühlen nur wenig von der Rezession. Wie sollten sie auch? Schließlich sind Beamten- und Diplomatenjobs krisenfest, so dass im Europäischen Brüssel bisher nur wenig von der Krise bemerkbar wird: Räumungsverkäufe, leere Einkaufsstraßen oder lange Schlangen beim Arbeitsamt? Nicht in Brüssel! Nur das hektische Treiben europäischer Regierungschefs trübt den Schein.
Wenn man den Finanzmärkten Glauben schenken darf, kann sich auch der Rest Europas in den kommenden Monaten wieder auf Brüsseler Zustände freuen. Das Ende der Krise scheint eingeläutet zu sein. Der DAX ist seit Anfang März 2009 mit knapp 25% gestiegen, Bankenbilanzen verbessern sich und Gewinne werden gebucht. Allerdings bleibt die Frage offen, wie nachhaltig diese positiven Signale sind. Gegenwärtig profitieren Banken insbesondere von den niedrigen Refinanzierungskosten der Zentralbanken und buchhalterischen Tricks. Der amerikanischen Bilanzierungsrat FASB hat Banken mehr Spielraum eingeräumt, um bei der Bewertung ihrer Ramschpapiere vom aktuellen Marktwert abweichen zu können. Durchwurschteln als Strategie?
Natürlich, denn Aktienmärkte laufen wirtschaftlichen Entwicklungen voraus. Die aktuelle Rallye zeigt somit auch, dass das Schlimmste hinter uns liegt. Für kühne Träume ist es aber noch zu früh. Die nächsten Monate werden noch holprig verlaufen. Banken werden schon jetzt mit den realwirtschaftlichen Folgen der Rezession konfrontiert. In Europa ist die Gefahr einer Kreditklemme weitaus geringer zu befürchten als Kreditausfälle und eine sinkende Nachfrage nach neuen Krediten. Immer mehr Menschen werden ihre Arbeit verlieren und die zunehmende Unsicherheit über den eigenen Arbeitsplatz macht die positiven Impulse niedriger Inflation und höhere Löhne wieder zunichte. Es dauert somit noch eine Weile, bis die ganze Wirkung von Konjunkturpaketen und Zinssenkungen zum Tragen kommt.
Der Anfang vom Ende ist da, aber es wird ein langes, zähes Ende. Es wird also noch eine Weile dauern, bis wir alle wieder echte Europäer sind.
Aus: Letter from...Brussels, Euro am Sonntag
Wenn man den Finanzmärkten Glauben schenken darf, kann sich auch der Rest Europas in den kommenden Monaten wieder auf Brüsseler Zustände freuen. Das Ende der Krise scheint eingeläutet zu sein. Der DAX ist seit Anfang März 2009 mit knapp 25% gestiegen, Bankenbilanzen verbessern sich und Gewinne werden gebucht. Allerdings bleibt die Frage offen, wie nachhaltig diese positiven Signale sind. Gegenwärtig profitieren Banken insbesondere von den niedrigen Refinanzierungskosten der Zentralbanken und buchhalterischen Tricks. Der amerikanischen Bilanzierungsrat FASB hat Banken mehr Spielraum eingeräumt, um bei der Bewertung ihrer Ramschpapiere vom aktuellen Marktwert abweichen zu können. Durchwurschteln als Strategie?
Natürlich, denn Aktienmärkte laufen wirtschaftlichen Entwicklungen voraus. Die aktuelle Rallye zeigt somit auch, dass das Schlimmste hinter uns liegt. Für kühne Träume ist es aber noch zu früh. Die nächsten Monate werden noch holprig verlaufen. Banken werden schon jetzt mit den realwirtschaftlichen Folgen der Rezession konfrontiert. In Europa ist die Gefahr einer Kreditklemme weitaus geringer zu befürchten als Kreditausfälle und eine sinkende Nachfrage nach neuen Krediten. Immer mehr Menschen werden ihre Arbeit verlieren und die zunehmende Unsicherheit über den eigenen Arbeitsplatz macht die positiven Impulse niedriger Inflation und höhere Löhne wieder zunichte. Es dauert somit noch eine Weile, bis die ganze Wirkung von Konjunkturpaketen und Zinssenkungen zum Tragen kommt.
Der Anfang vom Ende ist da, aber es wird ein langes, zähes Ende. Es wird also noch eine Weile dauern, bis wir alle wieder echte Europäer sind.
Aus: Letter from...Brussels, Euro am Sonntag
Sunday, February 22, 2009
Letter from Brussels - Brüsseler Ehen
In guten wie in schlechten Zeiten. In ganz Europa steht dieser Satz für Vertrauen und eine gemeinsame Zukunft. Nur nicht in Brüssel. Hier wird statistisch gesehen jede geschlossene Ehe wieder geschieden. Ist das ein schlechtes Omen für die wichtigste europäische Ehe der letzten zehn Jahre: die Europäische Wirtschafts- und Währungsunion?
Kurz nach dem zehnten Hochzeitstag steht der Euroraum vor seiner größten Herausforderung. Die erste Verliebtheit ist verflogen. Offensichtliche Schwächen der anderen, wie z.B. unhaltbare Staatsfinanzen, wurden in Zeiten der ersten Schwärmerei einfach ignoriert. Durch die Finanzkrise und die Rezession ist die rosa Brille der Realität gewichen. Europäische Tigerstaaten sind auf einmal Schmuddelkinder geworden. Die Rendite-Spreads stehen auf dem höchsten Stand seit zehn Jahren. Die Finanzmärkte wetten gar auf ein Ende der Währungsunion.
Niemand kann mit absoluter Sicherheit sagen, dass der Euro bis in alle Ewigkeiten halten wird. Aber doch scheint all das Gerede über ein Ende der Währungsunion mehr aus Europhobischen Träumen entsprungen zu sein als nüchterner Realismus. Wer glaubt denn wirklich, dass Länder außerhalb des Euroraums besser aufgehoben wären als in der EWU? Ohne Euro würden die Finanzierungskosten für diese Staaten weiter steigen, nicht sinken. Eine Schuldenkrise ginge einher mit einer Währungs- und Bankenkrise. Ganz zu schweigen von der politischen Isolation in Europa.
Darüber hinaus stehen die öffentlichen Finanzen vieler Mitgliedsstaaten durch die Hilfspakete für Wirtschaft und Finanzsektor unter enormen Druck. Es ist fraglich, ob alle Länder ihren Finanzierungsbedarf an den Kapitalmärkten decken können. Das Risiko der Staatspleite nimmt zu. Trotz aller anderslautenden Beteuerungen würden in so einem Fall alle anderen Länder einspringen, um die Pleite zu verhindern. Die europäische Ehe soll länger halten als eine durchschnittliche Brüsseler Ehe. Die Therapeutenkosten werden jedoch nicht niedrig sein.
Letter from...Brussels, Euro am Sonntag,
Kurz nach dem zehnten Hochzeitstag steht der Euroraum vor seiner größten Herausforderung. Die erste Verliebtheit ist verflogen. Offensichtliche Schwächen der anderen, wie z.B. unhaltbare Staatsfinanzen, wurden in Zeiten der ersten Schwärmerei einfach ignoriert. Durch die Finanzkrise und die Rezession ist die rosa Brille der Realität gewichen. Europäische Tigerstaaten sind auf einmal Schmuddelkinder geworden. Die Rendite-Spreads stehen auf dem höchsten Stand seit zehn Jahren. Die Finanzmärkte wetten gar auf ein Ende der Währungsunion.
Niemand kann mit absoluter Sicherheit sagen, dass der Euro bis in alle Ewigkeiten halten wird. Aber doch scheint all das Gerede über ein Ende der Währungsunion mehr aus Europhobischen Träumen entsprungen zu sein als nüchterner Realismus. Wer glaubt denn wirklich, dass Länder außerhalb des Euroraums besser aufgehoben wären als in der EWU? Ohne Euro würden die Finanzierungskosten für diese Staaten weiter steigen, nicht sinken. Eine Schuldenkrise ginge einher mit einer Währungs- und Bankenkrise. Ganz zu schweigen von der politischen Isolation in Europa.
Darüber hinaus stehen die öffentlichen Finanzen vieler Mitgliedsstaaten durch die Hilfspakete für Wirtschaft und Finanzsektor unter enormen Druck. Es ist fraglich, ob alle Länder ihren Finanzierungsbedarf an den Kapitalmärkten decken können. Das Risiko der Staatspleite nimmt zu. Trotz aller anderslautenden Beteuerungen würden in so einem Fall alle anderen Länder einspringen, um die Pleite zu verhindern. Die europäische Ehe soll länger halten als eine durchschnittliche Brüsseler Ehe. Die Therapeutenkosten werden jedoch nicht niedrig sein.
Letter from...Brussels, Euro am Sonntag,
Thursday, January 8, 2009
Angie en haar nationale egotrip
Oh, Angie, Oh, Angie, when will those dark clouds disappear / Angie, Angie, where will it lead us from here / With no loving in our souls and no money in our coats / You can't say we're satisfied / But Angie, Angie, you can't say we never tried (Angie, Rolling Stones 1973)
Net zoals Mick Jagger in 1973, vragen de Duitsers en hun Europese buren zich af wanneer de donkere wolken verdwijnen. Maar er is een verschil tussen de door Jaggers muze en de Duitse bondskanselier. 'Angie' Merkel heeft nog niet alles geprobeerd.
De Duitse regeringsleideris samen met haar minister van Financiën Peer Steinbrück, op een eenzame kruistocht tegen Europese samenwerking. Dit leverde haar twijfelachtige bijnamen op als 'Madame Non', 'Frau Nein', of 'Angela Mutlos'.
Terwijl Peer Steinbrück geen mogelijkheid onbenut laat het Angelsaksische financiële systeem te bekritiseren, is Merkel nog zoekende naar de goede strategie om de economische crisis het hoofd te bieden. De Duitse regering wil niet meedoen aan de explosie van overheidsuitgaven, zoals Sarkozy en de Britse premier Brown in eigen land hebben doorgevoerd.
In haar derde jaar als bondskanselier ontbreekt het Merkel nog aan een echt economisch succes. De goed draaiende economie van de afgelopen jaren was voor een groot gedeelte nog het succes van de structurele hervorming van haar voorganger Gerhard Schröder met zijn Agenda 2010.
Er werd door Merkel voortgang geboekt op andere beleidsterreinen zoals milieu en gezinspolitiek, maar het enige echte succes op macro-economisch terrein was de forse verbetering van de overheidsfinanciën - van een tekort van 3,3 procent in 2005 naar bijna begrotingsevenwicht dit jaar.
Dit succes wil Merkel niet door overhaaste uitgaven om zeep helpen. Daarnaast koerstert haar partij CDU de hoop om met belastingverlagingen de verkiezingscampagne in te gaan. Binnen de huidige coalitie met de sociaal-democraten is dit moeilijk haalbaar.
Euroscepsis
Het wapenfeit van gezonde overheidsfinanciën verklaart ook de scepsis voor het Europese initiatief voor een actieve economische stimulans. Eerst moest Duitsland van Europa bezuinigen, nu opeens weer besteden. De bondsregering weet ondertussen niet meer wat van haar vanuit Brussel wordt verwacht. Smijten met geld is voor Duitsland geen optie. Maar door deze passieve houding snijdt Duitsland wel in zijn eigen vingers.
Ondanks deze begrijpelijke redenering, zou in de huidige situatie waarin monetair beleid veel minder effectief is, een gecoördineerde budgettaire impuls het beste Europese antwoord op de crisis zijn geweest. Het voorstel van de Europese Commissie was goed.
Chaos
Een gecoördineerde bestedingsimpuls rekeninghoudend met de drie t's (timely, targeted en temporary) zou de Europese economie in de huidige situatie een duidelijke steun in de rug geven. Het Duitse “Nein” heeft tot gevolg dat ieder EU-lid zijn eigen weg gaat. Dit heeft als resultaat dat afzonderlijke landen met geld smijten met een onvermijdelijke chaos tot gevolg.
Terwijl bijna de hele wereld kritiek heeft op de Duitse passiviteit en lof heeft voor de Franse hyperactieve daadkracht, wijzen de cijfers iets anders uit. Er wordt veel gepraat, maar weinig ondernomen. Een recent onderzoek van onderzoeksinstituut Bruegel laat zien dat de daadwerkelijke fiscale maatregelen voor 2009 in Duitsland oplopen tot 0,58 procent van het bruto binnenlands product (bbp) en in Frankrijk tot 0,72 procent. De dertien grootste economieën van de EU komen samen op slechts 0,57 procent. Ver weg van de Europese doelstelling van 1,2 procent.
Duitsland doet niet niks, maar alles proberen is anders. Terwijl Duitse economen wedijveren wie met de meest pessimistische groeiraming voor 2009 naar buiten komt (de bandbreedte gaat van een groei van 0,2 procent volgens de bondsregering tot een krimp van 4 procent zoals Deutsche Bank stelt), is de bondsregering nog steeds op zoek naar het goede antwoord.
Maar met welk beleid? Budgettair beleid is op dit moment de enige optie. Een blik op het verleden laat zien dat anders dan de meeste mensen denken, niet de exporten, maar juist de binnenlandse vraag de Duitse economie uit een recessie heeft gehaald.
Nieuw stimuleringsprogramma
De Duitse regering heeft inmiddels begrepen dat een nieuw stimuleringsprogramma nodig is. Daarbij kiest Merkel ervoor om zich niet aan Europese afspraken te houden en presenteert zij in januari een tweede conjunctuurpakket. Elk nieuw programma moet zich vooral richten op een stabilisering van de arbeidsmarkt en de binnenlandse vraag.
Een eerste proefballon in dit verband werd een week geleden opgelaten. Na overleg tussen bondsregering en vertegenwoordigers van de industrie, de financiële wereld en andere experts, bood de chef van Siemens een intentieverklaring aan dat de grootste beursgenoteerde Duitse bedrijven zich zouden committeren aan een niet-ontslag-pact.
Schijnzekerheid
Maar is dat de oplossing voor de problemen? Dit wekt weliswaar de illusie van zekerheid, maar dit blijft schijn. Nog nooit is een recessie gepaard gegaan met onveranderde werkloosheid. Dit jaar zullen dus zeker ontslagen worden doorgevoerd.
Zelfs áls het zou lukken om zo'n pact tot stand te brengen, zullen weinig werknemers er baat bij hebben. Bijna 80 procent van de Duitse beroepsbevolking werkt in het midden- en kleinbedrijf, niet bij de grote ondernemingen. Statistieken van de laatste recessie zijn verontrustend omdat destijds juist meer ontslagen vielen bij de kleine bedrijven en niet bij de grote.
Een anti-ontslagpact klinkt goed, maar er is meer actie nodig om de Duitse economie voor de gevolgen van de mogelijkerwijs zwaarste recessie ooit te behoeden. De redding komt dit keer niet uit het buitenland, ze moet van binnen komen. Alleen een combinatie van particuliere consumptie en overheidsinvesteringen kan de economie uit de recessie halen.
Overheidsinvesteringen in de infrastructuur, maar ook in het Duitse schoolsysteem en kinderopvang kunnen het nog steeds lage percentage van werkende vrouwen verhogen. Dit moet gepaard gaan met een stimulans voor de particuliere consumptie op korte termijn, zoals een tijdelijke btw-verlaging of consumptiebonnen met eigen bijdrage.
Duitsland heet de motor van de Europese economie te zijn. Maar als Duitsland niet op tijd bijtankt, stopt de hele Europese machinerie. Angie, de wolken moeten verdwijnen, maar niet met schijnzekerheidheden of futiele pacten. Pompen dus, om niet te verzuipen.
Net zoals Mick Jagger in 1973, vragen de Duitsers en hun Europese buren zich af wanneer de donkere wolken verdwijnen. Maar er is een verschil tussen de door Jaggers muze en de Duitse bondskanselier. 'Angie' Merkel heeft nog niet alles geprobeerd.
De Duitse regeringsleideris samen met haar minister van Financiën Peer Steinbrück, op een eenzame kruistocht tegen Europese samenwerking. Dit leverde haar twijfelachtige bijnamen op als 'Madame Non', 'Frau Nein', of 'Angela Mutlos'.
Terwijl Peer Steinbrück geen mogelijkheid onbenut laat het Angelsaksische financiële systeem te bekritiseren, is Merkel nog zoekende naar de goede strategie om de economische crisis het hoofd te bieden. De Duitse regering wil niet meedoen aan de explosie van overheidsuitgaven, zoals Sarkozy en de Britse premier Brown in eigen land hebben doorgevoerd.
In haar derde jaar als bondskanselier ontbreekt het Merkel nog aan een echt economisch succes. De goed draaiende economie van de afgelopen jaren was voor een groot gedeelte nog het succes van de structurele hervorming van haar voorganger Gerhard Schröder met zijn Agenda 2010.
Er werd door Merkel voortgang geboekt op andere beleidsterreinen zoals milieu en gezinspolitiek, maar het enige echte succes op macro-economisch terrein was de forse verbetering van de overheidsfinanciën - van een tekort van 3,3 procent in 2005 naar bijna begrotingsevenwicht dit jaar.
Dit succes wil Merkel niet door overhaaste uitgaven om zeep helpen. Daarnaast koerstert haar partij CDU de hoop om met belastingverlagingen de verkiezingscampagne in te gaan. Binnen de huidige coalitie met de sociaal-democraten is dit moeilijk haalbaar.
Euroscepsis
Het wapenfeit van gezonde overheidsfinanciën verklaart ook de scepsis voor het Europese initiatief voor een actieve economische stimulans. Eerst moest Duitsland van Europa bezuinigen, nu opeens weer besteden. De bondsregering weet ondertussen niet meer wat van haar vanuit Brussel wordt verwacht. Smijten met geld is voor Duitsland geen optie. Maar door deze passieve houding snijdt Duitsland wel in zijn eigen vingers.
Ondanks deze begrijpelijke redenering, zou in de huidige situatie waarin monetair beleid veel minder effectief is, een gecoördineerde budgettaire impuls het beste Europese antwoord op de crisis zijn geweest. Het voorstel van de Europese Commissie was goed.
Chaos
Een gecoördineerde bestedingsimpuls rekeninghoudend met de drie t's (timely, targeted en temporary) zou de Europese economie in de huidige situatie een duidelijke steun in de rug geven. Het Duitse “Nein” heeft tot gevolg dat ieder EU-lid zijn eigen weg gaat. Dit heeft als resultaat dat afzonderlijke landen met geld smijten met een onvermijdelijke chaos tot gevolg.
Terwijl bijna de hele wereld kritiek heeft op de Duitse passiviteit en lof heeft voor de Franse hyperactieve daadkracht, wijzen de cijfers iets anders uit. Er wordt veel gepraat, maar weinig ondernomen. Een recent onderzoek van onderzoeksinstituut Bruegel laat zien dat de daadwerkelijke fiscale maatregelen voor 2009 in Duitsland oplopen tot 0,58 procent van het bruto binnenlands product (bbp) en in Frankrijk tot 0,72 procent. De dertien grootste economieën van de EU komen samen op slechts 0,57 procent. Ver weg van de Europese doelstelling van 1,2 procent.
Duitsland doet niet niks, maar alles proberen is anders. Terwijl Duitse economen wedijveren wie met de meest pessimistische groeiraming voor 2009 naar buiten komt (de bandbreedte gaat van een groei van 0,2 procent volgens de bondsregering tot een krimp van 4 procent zoals Deutsche Bank stelt), is de bondsregering nog steeds op zoek naar het goede antwoord.
Maar met welk beleid? Budgettair beleid is op dit moment de enige optie. Een blik op het verleden laat zien dat anders dan de meeste mensen denken, niet de exporten, maar juist de binnenlandse vraag de Duitse economie uit een recessie heeft gehaald.
Nieuw stimuleringsprogramma
De Duitse regering heeft inmiddels begrepen dat een nieuw stimuleringsprogramma nodig is. Daarbij kiest Merkel ervoor om zich niet aan Europese afspraken te houden en presenteert zij in januari een tweede conjunctuurpakket. Elk nieuw programma moet zich vooral richten op een stabilisering van de arbeidsmarkt en de binnenlandse vraag.
Een eerste proefballon in dit verband werd een week geleden opgelaten. Na overleg tussen bondsregering en vertegenwoordigers van de industrie, de financiële wereld en andere experts, bood de chef van Siemens een intentieverklaring aan dat de grootste beursgenoteerde Duitse bedrijven zich zouden committeren aan een niet-ontslag-pact.
Schijnzekerheid
Maar is dat de oplossing voor de problemen? Dit wekt weliswaar de illusie van zekerheid, maar dit blijft schijn. Nog nooit is een recessie gepaard gegaan met onveranderde werkloosheid. Dit jaar zullen dus zeker ontslagen worden doorgevoerd.
Zelfs áls het zou lukken om zo'n pact tot stand te brengen, zullen weinig werknemers er baat bij hebben. Bijna 80 procent van de Duitse beroepsbevolking werkt in het midden- en kleinbedrijf, niet bij de grote ondernemingen. Statistieken van de laatste recessie zijn verontrustend omdat destijds juist meer ontslagen vielen bij de kleine bedrijven en niet bij de grote.
Een anti-ontslagpact klinkt goed, maar er is meer actie nodig om de Duitse economie voor de gevolgen van de mogelijkerwijs zwaarste recessie ooit te behoeden. De redding komt dit keer niet uit het buitenland, ze moet van binnen komen. Alleen een combinatie van particuliere consumptie en overheidsinvesteringen kan de economie uit de recessie halen.
Overheidsinvesteringen in de infrastructuur, maar ook in het Duitse schoolsysteem en kinderopvang kunnen het nog steeds lage percentage van werkende vrouwen verhogen. Dit moet gepaard gaan met een stimulans voor de particuliere consumptie op korte termijn, zoals een tijdelijke btw-verlaging of consumptiebonnen met eigen bijdrage.
Duitsland heet de motor van de Europese economie te zijn. Maar als Duitsland niet op tijd bijtankt, stopt de hele Europese machinerie. Angie, de wolken moeten verdwijnen, maar niet met schijnzekerheidheden of futiele pacten. Pompen dus, om niet te verzuipen.
Subscribe to:
Posts (Atom)